Voorzichtig woelt de advent met zachte hand,
De beelden los, uit een ver verleden,
Van alle pijn, gezuiverd door de tand,
Des tijds: verlangen naar het heden.
Van die hoogtijdagen met het tere kaarslicht,
In van koude ineengekrompen dagen.
Woordeloos heimwee naar het gezicht,
Van mijn jonge moeder in die dagen.
En zelf als kind onbezwaard in het leven,
Nog zonder stramme rug en stroeve geest.
Dat jeugdig elan keert terug, voor heel even,
Alsof het nooit anders is geweest.
De kerstboom afgetakeld van de zijden rozen,
Die we, lonkend naar de voorjaarsvelden,
Weemoedig, nu al, opbergen in oude dozen,
Met de herinneringen die ons vergezelden.
Waardering: 4.29 met 7 uitgebrachte stemmen
Dit gedicht is ingezonden door Guus
Printbare versie
Dit gedicht verzenden naar een vriend(in)
Volgende gedicht: Kerstmis
Vorige gedicht: Van een witte kerst droom ik al jaren